Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [112]Nu prijs ik, Nebukadnezar, en verhoog, en [113]verheerlijk den Koning des hemels, omdat [114]al Zijn werken waarheid, en [115]Zijn paden [116]gerichten zijn; en [117]Hij is machtig te vernederen degenen, die in hoogmoed wandelen. 112. Te weten nadat ik al het bovenverhaalde heb beleefd en bevonden. Anders: daarom prijs ik, enz. 113. Dat nochtans deze koning niet ganselijk tot den waren God is bekeerd geweest, blijkt boven vs.8, waar hij Bel zijn God noemt: Niemand kan twee heren tegelijk dienen, Matth.6:24. 114. Dat is, alles wat Hij belooft, voorzegt en dreigt, dat is waar, zeker en vast; daar is niets berispelijks in. 115. Dat is, zijne handelingen, werken en daden. 116. Zij bestaan niet alleen in het gericht, maar zij zijn zelf een regel en richtsnoer van alle gerichten; zijne handelingen stellen het gericht. 117. Hier bekent de koning openlijk zijne zonde der hovaardij, waarmede hij die straf wel verdiend had.